Hieronder een stukje biografie van Pieter Boersma, wat op internet te vinden was.
Met dank aan de schrijver.


Pieter Boersma kan met recht een geëngageerd fotograaf worden genoemd. Zijn maatschappelijke betrokkenheid weerspiegelt zich zowel in de keuze en benadering van zijn onderwerpen, als in zijn talrijke bestuurlijke activiteiten op fotografisch gebied. In de loop van de jaren heeft Boersma vooral veel belangstelling aan de dag gelegd voor kunst, de sociale kant van de bebouwde omgeving en het leven in diverse landen in zuidelijk Afrika. Zijn grote liefde is de jazz. Hij heeft door de jaren heen op dit terrein met zijn camera een van de belangrijkste fotoarchieven van Nederland opgebouwd.



Biografie

.


1945

Op 7 maart wordt Pieter Boersma geboren in Amsterdam. Hij is de zoon van zelfstandig belastingadviseur Oebele Boersma en coupeuse Suzanna Geilman. Pieter heeft twee zussen: Femke (geboren in 1935; zij zal gaan acteren) en Hanneke (geboren in 1937; zij zal directeur van de Amsterdamse Muziekschool worden).

1963-‘67

Nadat hij is gezakt voor de driejarige HBS aan de Polderweg in Amsterdam, schrijft Pieter zich in voor het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs (de voorloper van de Rietveld Academie) waar hij in de doka leert afdrukken. Een half jaar voordat hij in 1967 eindexamen zal doen, wordt hij van school verwijderd wegens gebrek aan talent en vanwege zijn eigenwijze houding.

1966

In het weekblad Vrij Nederland en het tijdschrift Jazz Wereld worden de eerste jazzfoto’s van Boersma gepubliceerd.

1967

In het Stedelijk Museum in Amsterdam worden voor het eerst foto's van Boersma tentoongesteld tijdens Atelier 5.

1968

Boersma's foto's van opblaasstructuren worden geëxposeerd in de Kunsthalle in Bern, Zwitserland (ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Kunsthalle).

In het Musee d'art moderne in Parijs worden zijn foto's geëxposeerd in de tentoonstelling Structure gonflable.

1969

Boersma is lid van de actiegroep woningburo De Kraker en fotografeert daarvan de dagelijkse activiteiten.

1970

Hij fotografeert in Belgisch Limburg een mijnstaking die met ongeregeldheden gepaard gaat. Om te voorkomen dat de Belgische Opsporingsbrigade actievoerders aan de hand van zijn foto's identificeert, publiceert hij pas na enkele jaren sommige foto's en dan nog alleen die waar niemand alsnog last mee kan krijgen.

1970-‘75

Hij is lid van en maakt foto's voor de Amsterdamse Aktiegroep Nieuwmarkt. Foto's van hem verschijnen in Blauwe Maandag, een door de Aktiegroep uitgegeven fotoverslag van de confrontaties tussen de politie en betogers tegen de afbraak van huizen aan de Nieuwmarkt op 24 maart 1975.

1971

Boersma exposeert op de Biennale de la Jeunesse in Parijs.

1971-‘83

Hij fotografeert ten behoeve van jaarverslagen voor de scheepvaartmaatschappij Van Ommeren. Voor deze maatschappij legt hij in 1971 een reis per schip naar Canada vast.

1971-heden

Hij maakt vele reizen door West-Europa.

1972

Hij gaat in de Akoleienstraat te Amsterdam samenwonen met Henny Swaanswijk, dochter van schilder-dichter Lucebert.

1973

Naar aanleiding van de tentoonstelling Dat heet wonen in galerie De Tor aan de Czaar Peterstraat in Amsterdam wordt Pieter Boersma door Cas Oorthuys en Cor van Weele gevraagd om lid te worden van de GKf.

1974-’80

Boersma is voorzitter van de GKf.

1974-‘83

Hij fotografeert voor de Nederlandse Kunst Stichting (NKS).

1975

Pieter Boersma en Henny Swaanswijk verhuizen naar de Lekstraat te Amsterdam.

1975-‘79

Hij is voorzitter van de Commissie Fotografie van de Amsterdamse Kunstraad.

1975-‘80

Boersma is lid van de Federatieraad van de Federatie van Kunstenaarsverenigingen.

1975-‘86

Voor de vaste opstelling van het Amsterdams Historisch Museum maakt hij fotopanelen en fotomontages die tot eind jaren negentig gehandhaafd blijven. Ook maakt hij voor hetzelfde museum foto's ten behoeve van diverse thematentoonstellingen.

1976

Hij fotografeert de Habitat Conferentie in Vancouver, Canada.

1976-‘86

Boersma is bestuurslid van de Fotografenfederatie.

1978

Op instigatie van Pieter Boersma gaat de Nederlandse Kunst Stichting (NKS), met Henk Visser als directeur, foto's voor het Rijk aankopen.

Boersma neemt deel aan de tentoonstelling Fotografie in Nederland 1940-1975 in het Stedelijk Museum in Amsterdam en verricht de opening.

1979

Hij krijgt opdracht van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) voor de het maken van portretten van tien kunstenaars (deze foto's, in totaal 121 stuks, zijn opgenomen in de collectie van de Rijksdienst Beeldende Kunst, in 1998 als permanent bruikleen overgedragen aan het Stedelijk Museum in Amsterdam).

Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam koopt foto's van buitenmuseale kunst aan (events, happenings, performances).

1979-‘82

Van 1979 tot 1981 fotografeert Boersma in het kader van het verzet tegen de bouw van de Stopera in Amsterdam.

Van 1979 tot 1982 is hij lid van de experimentencommissie van het ministerie van CRM.

1980

Op 19 augustus wordt dochter Sanne Eva (vernoemd naar fotografe Eva Besnyö) geboren.

1981

Hij maakt tien series kunstenaarsportretten in opdracht van het ministerie van WVC.

Samen met Ed van der Elsken fotografeert hij in opdracht van het Rijksmuseum in het kader van de jaarlijkse documentaire foto-opdracht De omroep in Nederland.

1982

Op 20 augustus wordt zoon Meier Jan (vernoemd naar vormgever Jan Bons) geboren.

1982-‘94

Hij is voorzitter van de stichting Nederlands fotoarchief (nfa).

1982-‘96

Boersma fotografeert in deze jaren vele malen voor de Anti-Apartheidsbeweging Nederland.

1983

Boersma is lid stipendiumcommissie van het ministerie van WVC.

1984

Hij krijgt van het Amsterdams Fonds voor de Kunst opdracht om jazz en popmuziek in Amsterdam te fotograferen.

1984-‘85

Hij fotografeert voor de Rijksdienst Beeldende Kunst.

1985

Boersma maakt een grote fotowand voor de School van Maas en Waal in Amsterdam (stadsdeel Zuider-Amstel).

1986

Zijn eerste foto, die hij op veertienjarige leeftijd maakte, wordt door het Stedelijk Museum in Amsterdam aangekocht.

Het Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden koopt een aantal van zijn foto’s van ateliers en kunstenaars aan.

Boersma krijgt de opdracht van de Amsterdamse Stichting Montezuma (D'oude Stad) en het Ministerie van WVC om in het kader van de Manifestatie Oostelijke Binnenstad foto's te maken voor de expositie Het IJ geopend, de binnenstad gedicht in gebouw Gran Vista in Amsterdam. De tentoonstelling blijft nog circa zeven jaar te zien in het Open Haven Museum in Amsterdam.

1987

Hij fotografeert in Zimbabwe een conferentie over kinderen in Zuid-Afrikaanse politiecellen.

vanaf 1988

In opdracht van de Association of West European Parlementarians for Action against Apartheid (AWEPAA) fotografeert hij in diverse landen in zuidelijk Afrika.

1989-‘96

Hij is de 'huisfotograaf' van het Prins Bernhard Fonds.

vanaf 1989

In opdracht van het Prins Bernhard Fonds fotografeert hij kunstenaars.

1992-‘93

Uit hoofde van zijn voorzitterschap van het nfa is Boersma lid van de voorbereidingscommissie voor de oprichting van het Nederlands Foto Instituut (NFI).

1993-‘94

Pieter Boersma is bestuurslid van het NFI.

vanaf 1994

Hij is bestuurslid van de stichting Fotobron die zich ten doel stelt om 'zwervende' foto- en negatievencollecties bij daarvoor geschikte instellingen onder te brengen.

1995

Boersma zegt zijn lidmaatschap van de GKf op.

vanaf 1995

Hij is bestuurslid van het Nederlands Jazz Archief.


Beschouwing

Het werk van Pieter Boersma maakt deel uit van de sociaal-documentaire traditie in de fotografie. Met mensen als Willem Diepraam en Koen Wessing behoort Boersma tot de generatie maatschappelijk geëngageerde fotografen die in de loop van de jaren zestig duidelijk partij kiezen. Hij stelt zijn camera in dienst van het onderwerp waar hij zich bij betrokken voelt, zonder op te treden als propagandist. Hij past zijn manier van fotograferen en afdrukken aan het onderwerp aan. Elk onderwerp vraagt naar zijn mening om een andere aanpak. Als hij een deprimerende woonomgeving wil vastleggen, dan probeert hij die sfeer door zijn keuze voor een bepaalde uitsnede uit de werkelijkheid en de manier waarop hij de foto afdrukt op de toeschouwer over te brengen. Hij weigert iets fotografisch spannender en interessanter te maken dan het is en ziet vooral in de eerste tien, vijftien jaar van zijn carrière daarom zoveel mogelijk af van 'kunstgrepen' als doordrukken en tegenhouden. Boersma maakt vooral in die tijd grijzere en minder contrastrijke afdrukken dan veel van zijn collega's.

Nadat hij gezakt was voor de driejarige HBS schreef Pieter Boersma zich in op het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs in Amsterdam (de voorloper van de Rietveld Academie) en koos fotografie als hoofdvak. De leraren van wie hij les had, maakten niet bijzonder veel indruk op hem. Hij leerde vooral op een eigen manier tegen zaken aan te kijken en de gebaande paden te vermijden. Hij deed wel ervaring op in de doka, maar wat fotograferen betreft noemt hij zichzelf een autodidact. Een half jaar voordat hij eindexamen zou doen, werd hij van de opleiding verwijderd wegens gebrek aan talent en al te eigenwijs gedrag. Jaren later, van 1980 tot 1983 keerde hij terug naar de Rietveld Academie, maar toen als docent. Hij gaf les in fotografie aan de derde klas grafische vormgeving. Hij besteedde daar vooral aandacht aan vorm-inhoud-problemen en liet de leerlingen nadenken over de toepassing van foto's in kranten en tijdschriften; daarbij maakte hij gebruik van het boek Pictures on a Page van Harold Evans (Heinemann, Londen 1978).

In de eerste jaren van zijn professionele carrière legde Boersma met zijn camera onderwerpen vast die hij vele jaren, in sommige gevallen tot op de dag van vandaag, zou blijven volgen. Zijn grote liefde was en is de jazz. Zelf was hij de eerste jazz-cellist in Nederland. Van 1962 tot 1964 speelde hij in een kwartet met Willem Breuker. In 1967 won hij met zijn eigen groep, bestaande uit Han Bennink, Maarten van Regteren Altena, Gilius van Bergeijk en Hans Dulfer, de tweede prijs op het Loosdrechts Jazz Concours. In de loop van de jaren bouwde hij een omvangrijk netwerk op in de wereld van jazz en klassieke muziek. In 1966 werden zijn eerste jazzfoto's in Vrij Nederland en in het tijdschrift Jazz Wereld geplaatst.

Pieter Boersma fotografeert veel in de kunstsector: hij maakt portretten van kunstenaars, fotografeert hun ateliers en hun werk, registreert concerten en performances en doet ook veel reproductiewerk. Vooral in de buiten-museale kunstsector (niet door museale of andere culturele instellingen georganiseerd, maar door kunstenaars buiten de muren van de musea, theaters, etc.) is hij actief.

Een van zijn eerste 'optredens' was zijn deelname in 1967 aan de expositie Atelier 5 in het Stedelijk Museum met een environment-achtige inzending: van oude spullen van de Nieuwmarkt richtte hij een 'kamertje' in en toonde in een lege televisiekast een diaprojectie. Korte tijd later was hij met zijn werk vertegenwoordigd op buitenlandse tentoonstellingen. In 1968 exposeerde hij in Bern en Parijs (met foto's van opblaasstructuren in een door Michael Zeeman georganiseerde expositie) en in 1971 nogmaals in Parijs.

In datzelfde jaar kreeg hij via collega Carel Blazer de scheepvaartmaatschappij Van Ommeren als klant. Zijn eerste foto-opdracht voor Van Ommeren bestond uit het vastleggen van een reis naar Canada. Hij fotografeerde mensen aan boord van het schip, de architectonische ruimten op het schip, en ook zaken als het laden en lossen. De foto's waren in de eerste plaats bedoeld voor diapresentaties op scheepvaartscholen. Boersma bleef zo'n twaalf jaar voor deze maatschappij werken: hij fotografeerde hun schepen in de Nederlandse havens en maakte foto's voor de jaarverslagen.

In de jaren tachtig kreeg Pieter Boersma een aantal (semi) overheidsopdrachten, waarvan sommige voor openbare ruimten en manifestaties. Tussen 1979 en 1984 maakte hij in opdracht van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) een serie kunstenaarsportretten. Deze op aanbeveling van Eva Besnyö verkregen opdracht moest een collectie foto's opleveren van tien kunstenaars die een belangrijke rol speelden in de Nederlandse beeldende kunst, maar relatief weinig waren gefotografeerd. Onder hen waren schilders, beeldhouwers, vormgevers, architecten en enkele fotografen.

In samenwerking met grafisch vormgever Swip Stolk werkte Boersma in de jaren tachtig aan verschillende tentoonstellingsprojecten. Zo had hij een aandeel in de door Stolk vormgegeven en door de Rijksvoorlichtingsdienst geproduceerde tentoonstelling over Nederland, die vanaf omstreeks 1979/1980 in opdracht van Buitenlandse Zaken door Duitsland reisde. In deze tentoonstelling waren ook foto's verwerkt van Maria Austria, Ed van der Elsken, Paul Huf, Ger Dekkers, Hans van den Bogaard, Vincent Mentzel en Han Singels.

In 1980 en 1981 maakte Boersma met Paul Panhuysen de foto's voor de door Stolk vormgegeven tentoonstelling Zorg voor de omgeving, over de betekenis van vormgeving (opening in september 1981). Deze tentoonstelling was een opdracht van het Ministerie van CRM op advies van de Programmeringscommissie voor tentoonstellingen in Nederland. Voor deze tentoonstelling reisde Boersma naar verschillende Europese locaties om het gebruik van ruimten in beeld te brengen. Ook putte hij, zoals hij voor andere opdrachten ook vaak doet, uit eigen archief. Eveneens in samenwerking met Stolk maakte hij tentoonstellingswanden met foto's van typisch Hollandse taferelen (Amsterdamse stadsgezichten, deltawerken, bollenvelden, woonwijken, sluizen, schepen, polderland, molens, etc.) voor het 'Huis Ten Bosch' in Holland-Village in Japan. Deze wanden zijn daar circa acht jaar tentoongesteld. Samen met Ed van der Elsken kreeg Pieter Boersma de zogenaamde Rijksmuseumopdracht in 1982, met als onderwerp een documentaire fotoserie over de Omroep in Nederland. Als een soort 'vergelijkend warenonderzoek' fotografeerde Boersma de portiers, de medewerkers, de directeuren en het publiek van alle verschillende omroepen, daarnaast ook de gebouwen, groepsportretten van de medewerkers, omroepsters tijdens de uitzending, programmamakers in overlegsituaties, de kantines, politici in de studio's en bijvoorbeeld ook een tijdelijk monument van vier kruizen voor de tijdens de burgeroorlog in El Salvador omgekomen journalisten (Koos Koster, Jan Kuiper, Joop Willemsen en Hans Verlaag).

In het kader van de Jaarlijkse Documentaire Foto-opdracht van het Amsterdams Fonds voor de Kunst fotografeerde Boersma in 1984 het project Moderne Muziek (jazz en popmuziek). De foto's werden opgenomen in de collectie van het Amsterdamse Gemeentearchief. Voor het interieur van de Montessorischool van Maas en Waal in de Rivierenbuurt van Amsterdam (tegenwoordig stadsdeel Zuider-Amstel) maakte Boersma in het voorjaar van 1986 een monumentale fotowand, een project in drie delen: twee om een ganghoek heen gemonteerde foto's van de eerste heipaal, een collage van de acties die nodig waren om de school uit de noodgebouwen in een nieuw gebouw te krijgen en een collage van de bouw en de verhuizing. Een jaar later, 1987, realiseerde hij in het kader van de Manifestatie Oostelijke Binnenstad de fotografie voor de expositie Het IJ geopend, de binnenstad gedicht. Op grote panelen met luiken die als in altaarstukken open en dicht konden, werden aan buiten- en binnenkant foto's opgeplakt: overzichtsfoto's van het totale gebied, gekoppeld aan foto's van de plangebieden, foto's van nieuwe situaties die werden geconfronteerd met die van oude situaties, en honderden opnamen van straten, huizen en mensen in deze oude wijk. Bijzonder waren enkele grote collage van het Weesperplein, het Rembrandtplein en de Stopera. Deze collages maakte Boersma volgens een methode die hij 'archizwenken' noemde: vanuit verschillende camerastandpunten en met verschillend perspectief gefotografeerde foto's van een locatie werden als een collage gemonteerd tot een geconstrueerd beeld van de oorspronkelijke locatie. Dit type collages had hij in de jaren zeventig gezien van een niet bij name bekende Oostenrijkse fotografe. In 1988 fotografeerde Boersma, ter gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan van Felix Meritis de gevel van het gebouw als een 'archizwenk'. Daarna heeft hij deze collagevorm niet meer gebruikt.

Pieter Boersma hield zich gedurende vele jaren zeer intensief bezig met het thema wonen, in het bijzonder met de sociale kant van de bebouwde omgeving. Hij was actief in woningburo De Kraker (1969), de actiegroep Nieuwmarkt (1970-1975) en in het verzet tegen de bouw van de Stopera (1979-1981). Zo fotografeerde hij demonstraties tegen de Stopera, tentoonstellingen over de nieuwbouw in het stadhuis, de leegstand, de kaalslag, het heien van de eerste paal en de bouw. Naast acties en ontruimingen legde hij vooral de dagelijkse gebeurtenissen van het 'actiewezen' vast. Ook fotografeerde hij veel in eenvormige en troosteloze nieuwbouwwijken, die vooral aan de randen van de grote steden uit de grond werden gestampt om de overloop uit de binnenstad op te vangen. In deze wijken zijn de functies wonen, werken, consumeren en recreëren gescheiden, iets waar Boersma een fel tegenstander van was en is, omdat het naar zijn overtuiging de leefbaarheid sterk aantast. Met zijn foto's werden veel tentoonstellingen gemaakt, vooral buiten het museale circuit. Individuele foto's waren daarbij niet van belang. Vaak maakt hij gebruik van een veelheid aan vergelijkbare beelden om de toeschouwer iets duidelijk te maken; een vergelijkbare benadering is ook terug te vinden bij Oscar van Alphen in diens boek Het rijke onvermogen (Van Gennep, Amsterdam 1978). Esthetiek speelde daarbij een ondergeschikte rol. Boersma drukte zijn foto's niet, zoals in die tijd bij veel fotografen gebruikelijk was, contrastrijk af, maar juist grijs. Hij koos er voor de werkelijkheid niet mooier of dramatischer in beeld te brengen dan deze is. Zijn credo was in die jaren: 'Als iets rottig is, moet het er ook rottig uit zien.'

In 1973 werd Pieter Boersma naar aanleiding van de tentoonstelling Dat heet wonen in galerie De Tor in Amsterdam door Cas Oorthuys en Cor van Weele gevraagd om lid te worden van de GKf. In 1974 nam hij de voorzittershamer over van Kors van Bennekom. Boersma en secretaris Willem Diepraam zwengelden nog hetzelfde jaar een discussie aan over de afschaffing van de ballotage; ze waren van mening dat de vereniging moest groeien. De ballotage werd vervangen door een systeem van lidmaatschap op uitnodiging en onder zijn voorzitterschap verdubbelde het ledental. Met consensus van de leden was Pieter Boersma's optreden als voorzitter vrij autocratisch. Hij werkte met succes aan een grotere betrokkenheid van de GKf-leden bij hun vereniging. Er verscheen regelmatig een bulletin en er werden thema-avonden georganiseerd die druk bezocht werden. Op deze avonden werden bijvoorbeeld vertegenwoordigers van andere beroepsgroepen uitgenodigd om hun visie te geven op fotografie en het gebruik daarvan (art directors, fotoredacteuren enzovoort). De ledenvergaderingen werden door dit beleid steeds drukker bezocht.

Boersma trok ook buiten de vereniging ten strijde. Door regelmatig overleg met ambtenaren op het ministerie van CRM te voeren zette Boersma de GKf, de kleinste van de drie beroepsverenigingen van fotografen, bij dit ministerie op de kaart. Hij was als voorzitter nauw betrokken bij de tentoonstelling Fotografie in Nederland 1940-1975, die op 21 december 1978 in het Stedelijk Museum door hem werd geopend en waar hij een rede hield. Daarin benadrukte hij dat fotografie een zelfstandig beeldmiddel is, even goed of slecht als welk ander beeldmiddel dan ook. Dat een vrij grote groep fotografen zich redelijk op de been kon houden was naar zijn mening niet te danken aan het kunsten cultuurbeleid, maar aan het feit dat fotografen niet in hun donkere kamertje bleven zitten. Hij pleitte voor de oprichting van een fotografisch centrum in Amsterdam en riep CRM op een klein bedrag op de kunstenbegroting te reserveren om fotografen hun eigen initiatieven te laten uitvoeren. Hij beëindigde zijn toespraak als volgt: "En als U wilt weten waarom fotografen altijd zeuren over geld: Welnu, uitsluitend die mensen, die behept zijn met een zeurderig karakter, met een chronisch geldgebrek en bovendien nog met een tik in de rechter wijsvinger, uitsluitend die mensen worden fotograaf."

Teleurgesteld door het feit dat zijn fotografie niet was opgenomen in het boek en in de tentoonstelling die ter gelegenheid van het vijftigjarig jubileum van de GKf werden georganiseerd, zegde hij zijn lidmaatschap van de vereniging op.

In 1976 werd de Stichting Fotoarchief Maria Austria/Particam opgericht met als doel het archief van fotografe Maria Austria te beheren. Er bleek namelijk geen instelling te bestaan in Nederland die daarvoor zorg kon dragen. In 1981 liet de stichting onderzoeken hoe fotografen dachten over de oprichting van een Nederlands fotoarchief dat belangrijke archieven van niet meer werkende of reeds overleden fotografen zou kunnen opnemen. De reacties waren positief. Op 7 mei 1982 werd door drie bestuursleden van de Stichting Maria Austria de stichting Nederlands fotoarchief (nfa) opgericht met als hoofddoelstelling het beheren, conserveren en toegankelijk houden van negatievenarchieven met een culturele en documentaire waarde. De stichting Maria Austria vroeg Pieter Boersma als voorzitter van het nfa op te treden. Twee voorname redenen om Boersma als voorzitter te vragen waren, dat hij tijdens zijn voorzitterschap van de GKf (1974-1980) veel oudere, vooraanstaande fotografen had leren kennen en dat hij de weg in ambtelijk Den Haag kende. Onder zijn voorzitterschap, dat tot 1994 zou duren, opende het nfa na veel getouwtrek over de vestigingsplaats (Amsterdam of Rotterdam) op 25 november 1990 officieel haar deuren in Rotterdam. Sommige fotografen en nabestaanden van fotografen weigerden naar Rotterdam te 'verhuizen' en brachten hun archieven onder bij de Stichting Maria Austria. Dat er uiteindelijk een Nederlands fotoarchief is gekomen, is voor een belangrijk deel te danken aan de jarenlange, onvermoeibare inspanningen van Pieter Boersma als voorzitter van de stichting Nederlands fotoarchief.

Vanaf 1981 fotografeerde Pieter Boersma regelmatig acties, manifestaties, demonstraties en conferenties voor de Anti-Apartheids Beweging Nederland (AABN). In 1987 ging hij op verzoek van de AABN naar Zimbabwe waar een conferentie werd gehouden over kinderen in Zuid-Afrikaanse politiecellen. Een jaar later werd hij gevraagd om de vaste fotograaf te worden van de in 1984 opgerichte Association of West European Parlementarians for Action against Apartheid (A.W.E.P.A.A.), tegenwoordig Association of European Parlementarians for Africa geheten (AWEPA). Voor deze organisatie reist hij sindsdien gemiddeld drie maal per jaar naar zuidelijk Afrika waar hij naast portretten, vooral vluchtelingen, verkiezingen en economische ontwikkelingen in de grote en kleine bedrijven (van bierbrouwerijen tot boerenbedrijfjes) fotografeert. Zijn foto's verschijnen in de publicaties van AWEPA en er worden tentoonstellingen van gemaakt die te zien zijn op conferenties en in parlementsgebouwen in West-Europa en zuidelijk Afrika. Behalve voor AWEPA houdt Boersma zich de laatste jaren niet meer met documentaire fotografie bezig. Hij fotografeert nu voor de opdrachtgevers die op zijn pad komen, waaronder de Stichting Kunst en Cultuur Noord-Holland.

Pieter Boersma had toen hij in 1965 serieus begon te fotograferen een Flexaret (6x6) ter beschikking. Een jaar later kocht hij een Mamya C3 (6x6). In 1967 schafte hij zijn eerste kleinbeeldcamera aan, een Pentax. Tussen 1969 en 1980 volgden er meer: Nikon F1, Nikormat, Nikon F2, Nikon FE, Nikon F3, Mamya RB 67 en Leica M4. Ook kocht hij in 1975 een technische camera, een Technika (13x18); deze gebruikt hij maar weinig. Zijn meest recente aankoop (1992) betreft een Nikon F90. In 1990 kreeg hij een Rolleiflex (6x6) van Cok de Graaf. De Nikon F2, F3 en F90, de Mamya RB 67, de Rolleiflex en de Leica gebruikt hij nog altijd. Sinds 1979 maakt hij zijn vergrotingen met een Leitz Focomat II-C. Hij maakt vrijwel zonder uitzondering gebruik van het gehele negatief.

Pieter Boersma is de afgelopen vijfendertig jaar op twee fronten zeer actief geweest: als fotograaf (zijn archief omvat ruim 270.000 zwartwit-negatieven en zo'n 30.000 kleurendia's) en als bestuurder (vooral tijdens het voorzitterschap van de GKf en in de oprichting van het nfa). Hij heeft een uniek fotoarchief op het gebied van muziek in Nederland, van portretten en atelierfoto's van kunstenaars en van portretten en actiefoto's van fotografen. Vele 'tijdelijke' culturele evenementen en tentoonstellingen uit de jaren zestig tot tachtig zijn door Boersma vastgelegd en via zijn archief te reconstrueren, waardoor dit een grote cultuurhistorische waarde heeft.

Sinds 1970 zijn er vrijwel permanent foto's van Boersma te zien geweest op tentoonstellingen en ook zijn zij veel gebruikt in publicaties. Er zijn slechts weinig tentoonstellingen geweest waar hij als fotograaf centraal stond en tot op heden is er nog geen monografie over hem verschenen. Dat moet vooral worden verklaard uit het feit, dat hij er grote moeite mee heeft zichzelf te 'verkopen': het gaat niet om hem, maar om het onderwerp. De geringe waardering die zijn eigenzinnige manier van fotograferen en afdrukken ("Als iets rottig is, moet het er ook rottig uit zien.") de eerste tien, vijftien jaar van zijn carrière oogstte, heeft gemaakt dat hij na 1980 alleen nog maar in opdracht werkt en feitelijk geen eigen projecten meer heeft opgezet, uitgezonderd het volgen van de jazz in Nederland. Veel meer erkenning heeft hij altijd gekregen voor zijn activiteiten op bestuurlijk terrein en vooral voor zijn jarenlange, onvermoeibare inspanningen om fotografie op de begroting te krijgen bij het ministerie van CRM en om het Nederlands fotoarchief van de grond te krijgen.